Verfijnd Exces - Manifest van mijn compositorische werkwijze

Text


De eerste versie van onderstaande tekst is geschreven als algemene verantwoording van mijn muziek voor beoordelaars van het Fonds van de Scheppende Toonkunst. Het is zonde als zo'n tekst in de achterkamertjes van de muziekcultuur blijft hangen. Daarom staat hij nu als Manifest online.


 
         Textuuropbouw, melodiebouw, metrum
 
Een soort panoramische polyfonie heeft mij vaak voor ogen gestaan bij het componeren. Met name sinds mijn stuk "Toccata III" (2001) voor 2 Glockenspiele zijn mijn technische ideeen hierover uitgekristalliseerd. Met "panorama" bedoel ik: een volstrekte gelijkwaardigheid van alle stemmen. Een aantal stemmen beweegt gelijktijdig door een muzikale ruimte, waarbij geen van de stemmen als centrale stem meer dan de andere stemmen het muzikale betoog draagt.
 
In mijn panorama's wil ik meestal een zekere homogeniteit of "compactheid". Waar ik dit principe toepas, is mijn bedoeling dat de stemmen voor het oor vervlochten kunnen raken, zodat voor het oor verschillende stemmen in elkaar kunnen overlopen. Duidelijke verschillen van functie (zoals melodie/begeleiding) worden vermeden. De stemmen in het panorama bewegen zich binnen dezelfde, of dicht bij elkaar liggende, parametrische ruimtes: ritme, articulatie, klankkleur, tempo en dynamiek van verschillende stemmen dienen verbanden met elkaar aan te kunnen gaan. Ook het melodisch materiaal van de verschillende stemmen maak ik bij voorkeur sterk verwant of zelfs identiek, zodat er ook op melodisch gebied spiegelingen (canons, imitatie, heterofonie) ontstaan.
 
Het blijkt vaak noodzakelijk om melodisch zeer simpel, bijna primitief te schrijven. Binnen het melodische materiaal zelf kies ik vaak voor mogelijkheden om op eenvoudige wijze het oor langs verschillende paden tegelijk te kunnen leiden. Onder meer via bewust en consequent gebruik van Sekundgang (relaties tussen top- en bodem-noten in samengestelde melodische contouren). Melodieën zijn vaak samengesteld uit mozaïeken van noten-groepjes, waarbij elk groepje een uiterst simpele (dus duidelijke) karakteristiek heeft (stijgend, dalend, "tremolerend" tussen twee noten, enzovoorts).
 
In de melodiebouw zit ook vaak een metrisch karakter inbegrepen, dat precies samenhangt met de melodische contour. Een metrische eenheid valt dan samen met zo'n groepje noten met een simpel bewegingskarakter, en een afwisseling van die groepjes wordt muzikaal ervaren als een metrische markering. Hoewel ik maar zelden maatsoorten noteer en op veel plekken alleen achtste noten schrijf, ben ik me altijd bewust van metrisch karakter en ritme. Een metrum kan ontstaan door eenvoudige herhaling van de melodische motieven. Waar binnen één 'panorama' verschillende stemmen die voor het oor met elkaar in verband staan bewegen met elk een eigen metrisch karakter of een verschillend tempo kan wat ik een 'meta-metrum' noem ontstaan: een complexere metrische ervaring waar individuele metrische lagen in opgaan.
 
Voor de luisteraar leidt dit alles tot een vrije, meerdimensionale klankervaring. In veel stukken van mij wordt luisteraars de mogelijkheid gegeven om ofwel specifieke stemmen te proberen te volgen, ofwel relaties tussen enkele stemmen, ofwel de totale indruk; maar zelden zijn alle aspecten tegelijk te volgen.
 




         Vorm
 
Het gebruik van dit soort texturen, waar alles draait om een interne beweeglijkheid die optreedt tussen een hoeveelheid stemmen, maakt het vaak minder wenselijk om voor een vorm te kiezen die vooral gekenmerkt wordt door "goed-getimede" retorische gebaren en flitsende dramatische overgangen. Liever geef ik de luisteraar rustig de tijd om zijn eigen weg binnen een panoramische textuur te vinden. In de meest extreme gevallen vindt de vorm bijna helemaal in het hoofd van de luisteraar plaats: in de manier waarop zijn aandacht uit zichzelf, al luisterende, door de muzikale ruimte gaat.
 
 
 
 
 
         Coördinatie en het ontbreken van een partituur
 
In veel stukken van de laatste jaren heb ik het gegeven van een tot in de puntjes uitgecomponeerde coördinatie tussen de stemmen laten vallen. Niet uit gebrek aan notationele vaardigheid, maar omdat de bijbehorende manier van tellen geen muzikaal onderwerp is van deze stukken. Ik vind het vaak storend om een groep musici voor de onderliggende coördinatie te zien bewegen op een metrum waarvan de componist eigenlijk niet wilt dat je het hoort, en ik hou ook niet van het verwante, voor de Nieuwe Muziek kenmerkende verschijnsel van de dirigent als veredelde metronoom. Zulke fixatie op ritme kan, waar niet noodzakelijk, ook afdoen aan de klank.
 
Dus heb ik de afgelopen jaren verschillende manieren gebruikt om op een andere manier de partijen te coördineren: gebruik van stopwatches, cues, etcetera, in zeer uiteenlopende varianten. Uiteraard is een partituur niet langer noodzakelijk als de details van de coördinatie niet zijn vastgelegd. In werken waar een dirigent geen rol speelt schrijf ik meestal geen partituur meer. Er zijn alleen partijen.
 
 



        Notatie
 
Notatie is niet bedoeld om een klank te beschrijven, maar om een speler te instrueren. Veel notationele beslissingen neem ik op grond van de suggestie die er van uitgaat - de wijze waarop ik instrueer zal invloed hebben op de houding van de speler, en dus op het karakter, de sfeer, van een uitvoering. Alles wat ik daartoe niet nodig heb noteer ik niet. Ik zal bijvoorbeeld alleen een maatsoort schrijven als ik wil dat er metrisch geteld wordt (metrum is op veel plekken toch al impliciet in de melodiebouw). Als het mogelijk is om een muzikaal effect te verkrijgen door het gebruik van een suggestieve toelichting in plaats van een uitgespelde notatie krijgt de toelichting de voorkeur.
 
Vaak probeer ik een zeer summier 'notatie-vocabulaire' te handhaven voor elk stuk of vormdeel. De keus van de notatiemiddelen die ik wel ga gebruiken en die ik niet ga gebruiken zie ik als onderdeel van de compositie. Wat niet genoteerd wordt is daarbij evenzeer een kwestie van compositorische beslissingen als wat wel genoteerd wordt.
 



         Ongedetermineerdheid
 
In sommige stukken van de laatste paar jaar laat ik aspecten van de uitvoering open. Steeds als ik iets openlaat, zorg ik er voor dat de speler toch goed weet welke beslissing hij moet nemen, en ook dat zijn beslissing verschil zal maken. Ik componeer dan niet de specifieke klank uit, maar wel het beslissingsproces van de speler en daarmee ook een psychologie, een theatrale lading. Een complexe beslissing die in weinig tijd genomen moet worden zal bijvoorbeeld spanningsverhogend werken.
 
De keuzes die de speler moet maken zijn ook nooit arbitrair. Het gaat niet om een keus tussen, zeg, drie noten die net zo goed andere noten hadden kunnen zijn, maar altijd om keuzes met een dramatische betekenis. Vaak met betrekking tot timing, en vaak zo, dat spelers op elkaar zullen gaan reageren (dit gebeurt in het middelste gedeelte van Eindig Stuk)




 
        Verfijnd exces
 
Wat dit alles beoogt: het op een beheerste manier opwekken van een onkenbaar rijke muzikale ervaring. Een subtiele instabiliteit van de muzikale gebeurtenis. Een in beginsel toegankelijke muzikale taal voeren naar de grenzen van haar eigen waarneembaarheid. Het veroorzaken van overschotten aan betekenisvolle, waarneembare bewegingen en nuances uit eenvoudig materiaal. Muziek die op een niet helemaal te beheersen manier helemaal klopt. Een vriendelijke verwarring. Een verfijnd exces.