Componistengroep Wandelweiser

Main



Neem een klein zaaltje in gedachten, met drie musici op een podium - zeg, een violist, een fluitist en een pianist. Ze hebben een gemeenschappelijke toon afgesproken. Het is lang stil. Op een moment dat alleen maar onverwacht kan zijn, neemt één van de drie - de fluitist? - het initiatief en speelt de toon, gedurende drie tot zeven seconden, "für sich. einfach," zegt de partituur. Dan weer stilte. Nu zal één van de andere twee musici - de pianist? - de toon spelen op een moment dat weer alleen maar onverwacht kan zijn, waarna opnieuw stilte. En dan, onverwacht, is het stuk voorbij. De derde musicus - de violist? - heeft helemaal niet gespeeld.    Zo verloopt een uitvoering van stück 2003-1  van de Zwitserse componist Manfred Werder (1965). Geen muziek die probeert te overrompelen met weelderig klankspektakel. Eerder lijkt het te gaan om een geconcentreerde beleving van de tijd zelf, waarbij de partituur bewust niets vastlegt over het ritme van de twee geluiden en de drie stiltes. Zo zou er een lange stilte kunnen zijn voor en tussen de twee geluiden, of zouden de geluiden zouden allebei vroeg in de uitvoering kunnen klinken met een lange stilte er na. Dat maakt een uitvoering onvoorspelbaar en spannend: er gebeurt bijna niets, maar elk moment zou er iets kunnen gebeuren. En als er dan een simpel geluid klinkt, is dat meteen een bijzondere gebeurtenis.

Werder's werk hoorde ik voor het eerst in 2003 bij een concert in Amsterdam van ensemble The Barton Workshop gewijd aan Wandelweiser, een internationale componistengroep waar Werder toe hoort. Drie musici telden gezamenlijk pauzes uit van onvoorspelbare lengte, van enkele seconden tot minuten lang, steeds onderbroken door één losse toon van steeds zes seconden. Dat stuk was 3 ausführende. Het bestaat uit duizenden partituurpagina’s, waarvan er per uitvoering maar een stuk of vier gespeeld worden - elke pagina wordt maar in één uitvoering gebruikt en elke volgende uitvoering begint waar de vorige ophield. Het complete stuk duurt weken, en elke uitvoering is een uitsnede. Andere composities hadden een vergelijkbare weidsheid van gebaar, een concentratie in het musiceren, een kaalheid die op een merkwaardige manier lyrisch werkt.

In Düsseldorf woont de van oorsprong Nederlandse componist Antoine Beuger (1955). Hij redigeert Edition Wandelweiser, de uitgever die de werken van de groep uitgeeft. Tevens programmeert hij in Düsseldorf Klangraum, een van de meest actieve podia voor Wandelweiser-activiteiten. Ik besluit naar Düsseldorf te gaan voor een Klangraum-concert en om Beuger te ontmoeten. Het concert speelt zich af in een kelder-atelier van een aan de groep verbonden componist en installatiekunstenaar. Daar tref ik een zeer gevarieerd publiek van circa 20 mensen: Duitsers, Fransen, een schilder uit China. Geconcentreerd luisteren zij naar de langgerekte klanken die een Amerikaanse jongen speelt op een draagbaar harmonium, en na de pauze naar een meerstemmig spreekstuk met subtiel watergespetter van George Brecht.  De sfeer is informeel, bij de bar bedient iedereen zichzelf en stopt naar eigen inzicht geld voor de consumpties in een bus.

Voorafgaand aan het concert, in een café in de buurt van het atelier, vertelt Beuger mij over Wandelweiser. De geschiedenis van de groep is met hem vervlochten.  In 1970, toen Beuger vijftien was, woonde hij in Breda een optreden bij van John Cage en Merce Cunningham in het kader van het Holland Festival. De wonderlijke, egoloze, op toevalsgeluiden gebaseerde muziek van Cage was voor hem een openbaring: deze muziek maakte duidelijk dat geen geluid of idee te vergezocht is om er muziek in te herkennen. Cage's benadering stond een nieuwe onbevangenheid in het componeren toe.  Op zijn zeventiende schreef Beuger al werken waarin een klarinettist in een uur tien tonen speelt, vanaf verschillende plekken in de zaal. Maar bij zijn studie compositie bij Ton de Leeuw vond hij geen begrip voor zulk werk. Beuger raakte teleurgesteld en beëindigde zijn studie. Niet lang daarna kwam hij terecht bij een internationaal verband van communes rondom de Weense performance-kunstenaar Otto Muehl, waar vergaand werd geëxperimenteerd met vormen van samenleven. Privé-bezit was onmogelijk, evenals privé-relaties: alles moest gedeeld, alle persoonlijke gevoelens en gedachten onmiddellijk geuit worden, men was groepsbezit. Componeren is een solitaire bezigheid en Beuger stopte er mee, maar nadat hij in 1990 uit de commune stapte begon hij tot zijn verrassing weer te componeren, en hervond hij direct de ingetogen esthetiek waar hij op zeventienjarige leeftijd al mee experimenteerde.

Vanaf die tijd begon ook Wandelweiser vorm te krijgen. Componist Burkhard Schlothauer, die Beuger had leren kennen in de communes, was in de bouw terecht gekomen en verdiende enig geld. Daar wilde hij iets moois mee doen, en dat werd een muziekuitgeverij. Onder de naam Edition Wandelweiser gaf deze uitgeverij werken uit van componisten die Beuger aanbracht. Deze componisten brachten op hun beurt weer andere in contact met Beuger, en zo spon zich rondom Wandelweiser een netwerk van componisten met zeer uiteenlopende achtergronden. Onder hen de Zwitserse klarinettist Jürg Frey, de uit de geïmproviseerde muziek afkomstige trombonist Radu Malfatti, en Michael Pisaro, een Amerikaanse componist uit de academische wereld. Op dit moment vertegenwoordigt Edition Wandelweiser een twaalftal componisten in de leeftijd van circa dertig tot zestig, en zijn er ruim dertig cd’s verkrijgbaar van hun muziek en die van verwante geesten.

Beuger nam de uitgeverij over. Tegen die tijd was er een duidelijke Wandelweiser-esthetiek ontstaan. Wat houdt die in? Dit soort vragen ontwijkt Beuger. De ervaring met Muehl's totalitarisme heeft hem mogelijk wantrouwig gemaakt voor elke poging de groep een identiteit af te dwingen, en in tegenstelling tot veel eerdere avant-gardistische bewegingen heeft Wandelweiser nooit manifesten geproduceerd. Toch delen de leden een esthetiek, die vooral tot stand komt doordat de leden die esthetiek in elkaars werk herkennen. Zo beschouwde Werder, voordat hij deel van Wandelweiser ging uitmaken, de muziek die hij schreef als schetsen voor een stuk dat nog geschreven moest worden. Tot hij Jürg Frey ontmoette, die hem vertelde dat voor de Wandelweiser-componisten die schetsen zelf al stukken wáren. Zoals in Werder's stukken het eerst de onvoorspelbare tijdsstructuur is die zijn simpele klanken laat horen als heel bijzondere gebeurtenissen, zo was het de Wandelweiser-cultuur die Werder's schetsen eerst tot stukken maakte.

Om de Wandelweiser-cultuur te karakteriseren gebruikt Beuger verschillende beelden: hij spreekt van een atmosfeer, van een folkbandje, van een klooster. Atmosfeer wil zeggen: een ruimte waar op een bijzonder manier geluisterd kan worden. In de marges van de samenleving en van de wereld van de nieuwe muziek is Wandelweiser een experimentele luistergemeenschap,  een plaats waar mensen komen om te luisteren naar wat er te horen is als je heel terughoudend componeert. Wandelweiser-componisten laten graag eenvoudig opgezette klankprocessen plaatsvinden. Je hoort bijvoorbeeld stukken met maar een handvol noten. Stukken met extreem lange stiltes. Stukken met miniem gevarieerde klanken. Stukken op basis van een rigoureus regelmatige tijdsindeling. Stukken waarin één klank extreem lang wordt aangehouden. Stukken waarin een noot steeds herhaald wordt. Stukken waarin een aangehouden orgelklank heel langzaam van kleur verandert en verdwijnt.

Het lijkt misschien of het de componisten erom gaat te componeren met uiterste reductie van middelen. Die indruk is bedrieglijk. Beuger vertelt hoe de simpelste stukken bij uitvoering steeds weer een onverwachte rijkdom laten horen. Een stuk waarin alleen nog één toon steeds herhaald wordt blijkt juist een stuk te zijn waarin elke toon een onmetelijke variatie aan nuances kent. Om zo'n effect expliciet uit te componeren zou je een partituur kunnen maken die zwart ziet van de aanwijzingen voor elk microscopisch detail, maar paradoxaal genoeg zou juist zo'n partituur waarschijnlijk stijver en krampachtiger klinken dan de simpel ogende Wandelweiser-partituren, die het detail minder proberen vast te leggen dan het impliciet toe te staan. Daarin is deze muziek ook experimenteel. Het gaat er niet om een specifieke uitdrukking vast te leggen, maar een ruimte te laten bestaan voor geluid om op onverwachte wijze tot bloei te komen.

Wandelweiser-muziek stelt meestal geen extreme eisen aan de virtuositeit en is vaak organisatorisch niet ingewikkeld om te produceren. Daarin verschilt de Wandelweiser-cultuur sterk van de meeste hedendaagse concertmuziek. De hoge complexiteit van de partituren van veel componisten maakt hun muziek afhankelijk van grote, dure instituten zoals gespecialiseerde ensembles, orkesten, festivals en omroepen. Er is een strikte scheiding tussen componist en uitvoerder. De Wandelweiser-muziek is vaak minder veeleisend: ze vereist vooral een bepaalde houding, een geduldige aandacht voor geluid. De Wandelweiser-componisten zijn dan ook regelmatig hun eigen, of elkaars, uitvoerders. Ze componeren, produceren hun eigen concerten, en spelen zelf, en kunnen zich daardoor bezig houden met het ontwikkelen van een eigen "sound" - iets waar de geïnstitutionaliseerde hedendaagse muziekpraktijk vaak niet aan toekomt. Vandaar de vergelijking van Wandelweiser met een folkbandje.

Het klooster karakteriseert de manier waarop de groep in de wereld staat. Als in het middeleeuwse ideaal kloosters plaatsen waren, afgewend maar niet gesloten voor de wereld, waar mensen zich in hun eigen tempo wijdden aan onderzoek en geestelijk werk, dan ontwikkelt Wandelweiser op eigen tempo een luisteratmosfeer en is de groep minder bezig zich een machtspositie te verwerven binnen muziekwereld of samenleving. Daar zouden manifesten voor nodig zijn, wat zich slecht zou verdragen met de tastende, ontvankelijke luisterhouding, die muziek herkent op verborgen plaatsen. Wel is de wereld welkom om deel te nemen aan de Wandelweiser-atmosfeer op de concerten. Zo niet vandaag, dan misschien over twee jaar eens. De muziek heeft geen haast.
 

 

Deze
tekst werd eerder gepubliceerd in Vrij Nederland, 2007 nr. 1.
Homepage Edition Wandelweiser